
Spreekwoorden: (1914)
Iemand laten fluiten,d.i. iemand tevergeefs laten roepen, laten wachten; eig. wel gezegd van iemand, die fluit om een weggeloopen hond of weggevlogen vogel. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend, blijkens Gew. Weuw. II, 51: Hij laat ze fluiten, die hy beet en binnen mikken heeft. Volgens Sch...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Iemand laten fluiten,d.i. iemand tevergeefs laten roepen, laten wachten; eig. wel gezegd van iemand, die fluit om een weggeloopen hond of weggevlogen vogel. In de 17<sup>de<-sup> eeuw bekend, blijkens Gew. Weuw. II, 51: Hij laat ze fluiten, die hy beet en binnen mikken heeft. Volgens Sch...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.